Verhalen

Donkere wolken

Noortje | 05-04-2013

“Anja, hoorde je me nou?” Anja schrok op uit haar mijmeringen en staarde haar baas aan. “Sorry, wat zei je?” Hij zuchtte, maar herhaalde zijn vraag niet nog eens. De rest van de afdeling die bij de vergadering aanwezig was, wisselde een paar steelse blikken uit. Niemand zei iets. De pijnlijke stilte bleef nog een paar minuten hangen, voordat de manager besloot door te gaan naar het volgende punt van de vergadering. Anja deed haar best de rest te volgen.
Maar het was zo moeilijk! De dagelijkse werkzaamheden, de vergaderingen, de roddels en beslommeringen in het leven van haar collega’s, wat kon het haar nog schelen?

Ze beschreef het als een wolkje. Niet aan de hemel, maar in haar hoofd. Ze stelde zich voor dat het eruit zou zien als een wolkje in een tekenfilm: Zacht, wit en wollig. Onschuldig. Een beetje ontdeugend. Want dat was het wolkje in haar hoofd ook.
In het begin was hij nog niet zo aanwezig. Af en toe belemmerde hij haar gedachtegang. Dan fluisterde hij snel iets in haar ook, zo zacht dat ze het net niet kon verstaan, en was ze de draad kwijt van wat ze aan het doen was. Op goede dagen kon ze hem wegdrukken, hem negeren of zelfs geloven dat hij er niet was. Maar haar goede dagen werden steeds minder en hoe vermoeider ze werd, hoe lastiger het was het wolkje uit haar hoofd te bannen. Tegenwoordig liet het wolkje zich niet meer tegenhouden. Zijn fluisteringen waren veranderd in luid gebazel en waar zijn woorden voorheen nauwelijks te horen waren geweest, overstemden ze nu haar eigen gedachten.

“…gaan we dus volgende week doen?” Flarden van het gesprek drongen tot Anja door. Ze knikte, ook al had ze de helft niet meegekregen. Het was het antwoord wat van haar verwacht werd, blijkbaar, want niemand keek raar op. Ze sloot haar ogen en ademde zachtjes uit. Even werd de stem haar hele wereld.
Toen ze haar ogen open deed, merkte ze dat de zaal al bijna leeg was. Een enkele treuzelaar aarzelde nog om naar de afdeling terug te lopen en probeerde nog tijd te rekken voordat het werk weer alle aandacht zou opeisen, maar de meesten hadden haar in gedachten verzonken aan de tafel laten zitten. Maar dat was ze tegenwoordig wel gewend. Aan alleen zijn. Met de wolk, altijd met dat wolkje.

Hij schreeuwde tegen haar. Woedend, minachtend, haar uitdagend en geselend met zijn woorden. Continu. Al nachtenlang lag ze wakker, stond, liep, zat ze wakker, met die walgelijke uitspraken die haar gedachten vergiftigden. Nu bonsde haar hoofd en was haar blik wazig. Het feit dat ze haar hoofd nacht na nacht op tegen de muur had gebeukt om het geluid van het wolkje te overstemmen had het er niet beter van gemaakt. En toch, koppig als dat ze was, zat ze hier weer. In dit muffe gebouw waar ze haar werk hoorde uit te voeren, maar nu alleen aanwezig was.

Oh, het lawaai. Gierend, scheurend, kakelend. Beledigend, oorverdovend, gekmakend. Ellenlange tirades die haar wilskracht ontnamen en… “WEES STIL! WEES GODVERDOMME NOU EENS STIL!”

De kakofonie stopte. Geen geluid in haar hoofd behalve haar eigen opluchting. “Anja? Gaat het?” Al haar collega’s staarden naar haar. Een aantal geschrokken, een aantal geïrriteerd, maar het grootste gedeelte alleen maar meewarig. En terwijl zij verder gingen met kun werk en hun gesprekken weer op gang kwamen, begon de wolk mee te praten. En daarna te roepen en daarna te schreeuwen.
Maar het had geholpen. Even maar, maar het had geholpen. Dus schreeuwde ze weer terug. En nog een keer en nog een keer en nog een keer.

Haar stem was schor toen ze haar kwamen halen.

Ongeluk per post

Noortje | 05-04-2013

Ze draaide de kaart om en om. Van de vergeelde foto op de voorkant naar het ouderwetse handschrift op de andere kant. En weer terug. Er stond geen afzender bij. "Laat me leven!" Dat was het enige wat erop stond, in hoekige, schokkerige letters. Ze herkende het handschrift niet, maar het was waarschijnlijk niet van één van haar vrienden. De afzender had de kaart geadresseerd aan Isabella Anders. Haar vrienden noemden haar Iza.
Op het eerste gezicht was het geen bijzonder kaartje. Het plaatje liet een landschap zien in zwart/wit. Het was er winter; een uitgestrekte sneeuwvlakte, in de verte een houten hutje en een kudde schapen. Geen specifieke kenmerken, de foto had bijna overal gemaakt kunnen zijn.
Toch zou ze het bewaren. Dat wist ze al. Ongeacht wie de afzender was. Laat me leven! Ze kon zich er als geen ander mee identificeren. Zoals haar leven er nu uit zag, werd ze geleefd. Door haar werk, haar ouders aan wiens verwachtingen ze nooit zou kunnen voldoen, door haar eigen schuldgevoel. Ze moest perfect zijn, zo perfect als haar zus. Ana was een aantal jaar geleden overleden. Een auto-ongeluk. Iza had achter het stuur gezeten, maar ze had het aanstormende busje niet meer kunnen ontwijken. Het was haar schuld dat Ana er niet meer was. Dat vond zij, haar ouders ook. Het minste wat ze kon doen was er voor zorgen dat haar zus voort zou leven. Nu leefde ze het perfecte leven van Ana. En ze was doodongelukkig.
Het kaartje had haar geraakt. Ze legde het weg, op de stapel post die ze later in de week zou gaan archiveren. Dan zou ze wel kijken wat een goede plek was om het te bewaren.

De foto was veranderd.

Ze dacht eerst dat ze het zich verbeelde. De figuur die achter de kudde schapen stond had ze eerst vast over het hoofd gezien. Zo'n kleine gestalte was makkelijk te missen en ze had het kaartje de eerste keer niet zo uitgebreid bestudeerd. En het was alweer bijna een week geleden. Toch was het raar. Meestal was ze zo opmerkzaam. Ze draaide de beschreven kant naar zich toe. Ze had echt niet goed opgelet, zag ze. Ze meende zich te herinneren dat haar adres er scherp en duidelijk op had gestaan, maar wat ze zag was vaag, hoewel nog goed leesbaar. Zie je wel, dacht ze, waarschijnlijk had ze gewoon een slechte dag gehad.

Toch bleef het knagen. En toen ze een dag later wakker werd, na een nacht vol nachtmerries over verschijnende en verdwijnende gestalten, was het eerste wat ze deed naar de krantenbak lopen. Het kaartje zou er hetzelfde uitzien als de dag ervoor. Ze zou zichzelf op haar kop geven voor haar onopmerkzaamheid en ze zou haar gemoedsrust weer terug hebben. Maar zo ging het niet.

De figuur was dichterbij gekomen.

Iza staarde ongelovig naar het zwart/witte prentje. Dat kon niet. Gisteren had de figuur nog achter de kudde gestaan, nu stond hij er voor. Niet dichtbij genoeg om het gezicht te zien, maar Iza meende er door de lichaamsbouw en de houding een vrouw in te herkennen. Wat gebeurde hier?? Zelfs de schapen leken zich verplaatst te hebben!
Geschrokken gooide ze het kaartje van zich af. Het belandde met de foto naar beneden op de tafel. Toen zag ze dat haar adres bijna was verdwenen. Vervaagd tot er niet meer over was dan een aantal vage roodbruine lijnen. Aarzelend streek ze er met een vinger overheen. Ze huiverde, alsof ze over oud bloed wreef. Zelfs de indruk die de pen had achtergelaten was minder geworden. Maar de tekst die de afzender haar had achtergelaten bleef onverminderd helder. Laat me leven!
Iza balde haar vuist. Kon ze dat maar! Maar dit leven maakt het schuldgevoel tenminste dragelijk. Nog eenmaal keek ze naar het plaatje, naar de gestalte ..."de vrouw?..." in de sneeuw, en even wenste ze dat zij die vrouw kon zijn. Vrij. Toen legde ze het kaartje terug op de kranten en ging naar haar werk.

Elke dag keek ze er naar, zodra ze was opgestaan en vlak voordat ze naar bed ging. En elke dag kwam de vrouw dichterbij. De vrouw biologeerde Iza. Als ze lang naar de kaart staarde meende ze haar te kunnen zien bewegen. Maar hoe dichter ze bij kwam, hoe meer Iza er zeker van was dat haar eerste indruk niet goed was geweest. Deze vrouw was niet vrij, niet gelukkig. Het verbaasde haar dan ook niet dat ze na een aantal dagen haar eigen gezicht herkende. Niet het gezicht wat ze in de spiegel zag, maar haar ware gezicht. Getergd, verwrongen tot een afschuwelijk masker van haat en wanhoop.
Ze was begonnen de kaart mee te nemen naar haar werk. Elke vrije minuut keek ze er naar, de tergend langzame bewegingen van haar werkelijke zelf volgend. Tot ze besloot zich ziek te melden. Ze kon toch niet anders? Ze moest weten wat de Iza op de kaart zou doen als ze eenmaal de rand had bereikt. Zou ze de foto uit stappen? Tegen haar gaan praten? Al haar gedachten draaiden om de vrouw op de kaart. Dus liet ze de telefoon gaan, negeerde ze de deurbel. Ze vergat zelfs te eten. Haar vingers bleven de kaart om en om draaien, tot ze rauw en bloederig waren van de scherpe randen. De kaart bleef smetteloos.

En toen was de vrouw verdwenen. Ze was zo dichtbij geweest. Maar Iza kon niet meer. Ze was zo moe en in een onbewaakt ogenblik waren haar ogen toch dichtgevallen. Toen ze weer open had gedaan was ze weg. Het was weer een lege, vergeelde sneeuwvlakte, met een hutje en een kudde schapen in de verte. Nee! Nee, dat kon niet! Ze hijgde, haar borstkas zwoegde op en neer, haar hart leek zich een weg naar buiten te willen hameren. Het was bijna te veel voor haar verzwakte lichaam. Waar was ze?!
Op dat moment ging de bel. Zou dat haar zijn? Zou ze echt de kaart uit gekomen zijn om haar te bezoeken? Ze rende naar de deur. Haar ouders. Ze leken te schrikken van wat ze zagen. Ze waagde een blik in de spiegel naast de deur. Verward haar, zwarte kringen onder haar ogen, een uitgemergeld, in paniek verwrongen gezicht. Haar adem stokte. Dat was haar! De vrouw van het kaartje. Haar moeder kuchte. "Isabella, laat ons erin. Het is koud." Gehoorzaam als altijd deed ze de deur verder open. Deze keer was het niet makkelijk. Alles in haar schreeuwde dat ze de deur weer dicht moest gooien. Voordat ze naar de woonkamer liep keer ze nogmaals naar de spiegel. Haar spiegelbeeld schreeuwde haar toe: Laat me leven! Alleen Iza kon het horen.
Haar moeder stond met een afkeurend gezicht om zich heen te kijken. "En wat is er met jou aan de hand? Ik hoorde dat je ziek was? Wat heb je nu weer? En haal eens even wat koffie voor mij en je vader." Iza sjokte naar de keuken. Weer dat knagende gevoel, die woede. Maar ze zette de koffie, zoals haar verteld werd, zoals Ana dat zou doen.
"Wat een rotzooi. Ik heb haar toch beter geleerd dan dit." Ze hoorde haar moeder vanuit de woonkamer tegen haar vader. "Waarom moet ze nou zo zijn? Waarom kan ze nou niet zo zijn als Ana? Waarom was zij niet.." De stem van haar moeder stierf weg toen ze merkte dat Iza de kamer in was gekomen. "Waarom was ik niet... wat?" Haar stem kraakte van het wekenlang niet praten. Haar moeder kromp ineen, maar sloeg haar ogen niet neer.
"Nou? Wat wilde je zeggen? Zeg het dan!!! Je laat het me keer op keer merken dat ik te min voor je ben! Wees nou eens een keer niet zo laf en zeg het in mijn gezicht. Waarom ben ik niet... WAT??" "DOOD!!" Het woord hing in de lucht, verstikte de atmosfeer in de kamer. "Je kan nooit zo worden als zij! Jij had degene moeten zijn die dood ging, niet Ana. En ik haat je daarom."

Ze draaide de kaart om en om. Van de vergeelde foto op de voorkant naar het ouderwetse handschrift op de andere kant. En weer terug. Haar bloederige handen lieten geen afdrukken achter op het karton. Haar ogen waren gericht op de lichamen voor zich. Ze zag het keukenmes nog uit de borst van haar moeder steken, haar vingerafdrukken rond het heft.
Laat me leven! De woorden hadden een eindeloze litanie in haar hoofd gevormd. Haar moeder haatte haar. Ze had zo haar best gedaan, het had niet geholpen. Nu had ze haar leven teruggepakt.
Ze reageerde niet toen ze van de lichamen werd weggetrokken, trok zich niks aan van de commotie om zich heen, de politieagenten die haar probeerden te ondervragen. Het kaartje glipte uit haar handen, in de plas bloed voor haar voeten. Voordat ze naar buiten werd gesleurd, zag ze bloedrode lijnen naast de boodschap verschijnen. Een adres. Ze deed geen moeite om het kaartje terug te krijgen. Laat me leven! Iemand zou het zien, zien dat het voor iemand was bedoeld en het op de post doen. Het kaartje zou zijn weg vervolgen.

Re:Ongeluk per post

### | 07-04-2013

Wauw, dit is echt zoooooooo'n vet verhaal! Echt m'n meest favo ever!! :'D Greetz

genre: horror/thriller

Jorrit | 04-04-2013

Voor de eerste keer ging het lang niet gek. Maar ik ben blij dat ik ze af mag binden. Om een beetje goed de bochten door te komen moet je schaatsen zo strak als mogelijk aantrekken. Dat doet zeer, zeker na een uur of twee.
De man naast me op het bankje heeft er duidelijk nog meer moeite mee gehad. Klein, kalend, te dik, schaatsen in spijkerbroek, ja dat kan natuurlijk nooit wat zijn. Een buitenlander blijkt als ik hem aanspreek. Dat verandert het perspectief. daar hoor je bewondering voor te hebben, een expat of een gewone allochtoon die zich de moeite troost om de meest Hollandse sport der sporten eigen te maken. Nou ja, hij zou ook nog op korfbal kunnen gaan, maar misschien mag dat wel niet van zijn geloof. Mannen en vrouwen samen, brr.

'Gisteren nog gezwommen en nu op de baan' zeg ik.
Hij glimlacht vriendelijk, beleefd. 'Waar, in een zwembad ' Nee, geen zwembad meer voor mij. Ik zie hem nog steeds drijven, met zijn kop voorover, in zijn veel te kleine speedo. Wel een echte natuurlijk, niet zoals ik in zo'n ding van de Zeeman.
'Nee, nog in zee' zeg ik met enige trots.
De man glimlacht. 'Dus u kunt net zo goed zwemmen als schaatsen?' wil hij weten.
Nou ja, Nicky lachte altijd om mijn krampachtige pogingen haar bij te houden.
'In ieder geval beter dan een oom van me, die is deze zomer nog verzopen in zijn zwembad' Waarom zeg ik dat? Wat heeft die vent daarmee te maken? Het is alsof ik ook daarmee wil koketteren, met een rijke oom die het in olie en aluminium deed, daarna in aandelen ging, als vermogensbeheerder rijke sukkels voor tonnen getild heeft, voor de rechter gesleept en zelfs bedreigd door een malafide bende, om tenslotte dronken en onder de pillen te verzuipen in zijn eigen zwembad. Nog even en ik ga hem ook vertellen wie hem een klein beetje geholpen heeft bij dat verzuipen.
Gelukkig lijkt de man mij nauwelijks te horen.Zijn aandacht geldt zijn schaatsen. Uit, die krengen.

Maar dan toch: 'een oom van u? Kon hij niet zwemmen dan?'
'Teveel gezopen, hij zat zwaar in de problemen' geef ik als enige verklaring.
'Laat me raden, financiële problemen, achtervolgd door schuldeisers en erger, vrouw ervandoor met jongere minnaar, zoiets?'
'Ja, zo iets' antwoord ik ontwijkend. Die vent mag nooit meer raden. Ach, hoe cliché is het eigenlijk niet. Dit weekend hebben ze nog een stinkend rijke advocaat gevonden, die zichzelf in zee verzopen had. Een soort Franse Bram, ik las het verhaal bij Charlotte in haar Trouw.
'Zelfmoord of moord? Ik neem aan dat ze dat gevalletje van uw oom niet zomaar laten lopen'
'Geen idee. Ze hebben zijn vrouw wel gehoord denk ik'
'Dat zal, en nu is ze op de loop gegaan zeker? Op de vlucht met die minnaar van haar?'
Wat zit die vent te zeveren over een minnaar. Misschien gelooft hij geen bal van wat ik hem allemaal vertel, vindt hij me gewoon een fantast. Misschien ben ik dat ook wel, droom ik van een nog lang en gelukkig leven met Nicky, ergens op een mooi eiland, zon, zee, een eindeloos dolce far niente. Niemand die ons daar ooit vindt. Niemand niet.

'Weet u, we zoeken haar, en ik heb het gevoel dat u ons meer kunt vertellen' Ik verstijf. Natuurlijk de Buitenlander, die Bosniër of wat ook die Nicky ooit aansprak ik de supermarkt toen haar man nog leefde. Hij is hier niet gekomen om te schaatsen, maar om mij, om Nicky.
'Koffie?' Het lijkt een gewone vraag, een buitenlander, verlegen om een praatje met een echte autochtoon. Maar het voelt als een revolver tegen mijn slaap.

'Goed,wat wilt u van me?' Zo snel geef ik me niet gewonnen. Ik weet niks van Nicky, ken dat witte villaatje van haar op de heuvel in Ardennen niet. Het sneeuwt er nu. De eerste sneeuw, maagdelijk wit en mooi. We lopen naar beneden, naar de rivier. IJskoud al.
'Durf jij?' lacht ze.
Natuurlijk durf ik. Voor Nicky durf ik alles. Voor haar zwom ik als jongen naar een rijnaak, achter mijn sterke grote neef aan. Voor haar zwom ik in april al in de Maas. 'Stoere man' zei ze dan lachend, terwijl ze met een grote handdoek klaar stond. Zelf had ze met gemak al drie keer op een neer kunnen gaan.
'Informatie. U vertelt ons wat u weet, waar wij zijn vrouw kunnen vinden en wij zorgen ervoor dat u verder kunt met uw leven. Dat ze u verder met rust laten' Hij heeft zich voorgesteld als Djovan. Vast een valse naam.
'Wie ze? De recherche? Tot zover niks van ze gehoord, en verder: ik heb ze niks te vertellen en niks te verbergen' Nog even wachten, dan ontbinden ze het team. Verdwijnt het onderzoek ergens onder in een la. Houden ze het gewoon op zelfmoord.

Djovan buigt zich voorover, zijn hoofd in zijn handen, zijn voorhoofd wrijvend, alsof hij plotseling hoofdpijn heeft. Even sluit hij zijn ogen.
'Maar uw dealer wel' De espresso is normaal gesproken prima hier. Nu niet. Mijn beurt om acuut migraine te krijgen.
'Maakt u zich geen zorgen, we hebben hem duidelijk gemaakt dat hij zich een bepaalde klant niet meer herinnert' En zo niet? wil ik vragen. Djovan heeft die vraag niet nodig.
Hij strijkt met zijn hand het tafelblad schoon. Denkbeeldig dan.
'Mensen vergeten gemakkelijk waaraan ze niet meer herinnerd willen worden, vind u niet? uw oom vergat dat hij met andermans geld bezig was mooie sier te maken, zijn vrouw vergat hoe het was om van hem te houden, om zich net op tijd van het zinkende schip los te maken, en u...'
'Voor hem was het een zegen', fluister ik, 'hij heeft er niks van gemerkt, hij proefde dat spul niet eens'
Djovan neemt een laatste slok. 'U bent natuurlijk vrij om hen te vertellen wat u wilt.' Hij staat op.
'En ons, iedere maandagmorgen, hier' voegt hij er tot slot aan toe. Even voel ik zijn hand op mijn schouder. 'Dobar dan' hoor ik hem achter mijn rug om zeggen.
'Bosniër?' gok ik, zonder me om te draaien.
'Joegoslaaf' hoor ik nog.

Ook al zo'n valse droom. Zo'n vent die vasthoudt aan dingen die er niet meer zijn. Nooit meer zullen komen. Om vrij te kunnen zijn moet je niet alleen de narigheid van vroeger, de oorlog en alles kunnen vergeten, maar ook je dromen die niet waar konden worden. Zoiets. In ieder geval moet Nicky nu even wachten. Eerst die vervelende Djovan van me afschudden. Even? Een jaar misschien wel.
A year is just a drop in time, is dat geen liedje van Mercury Rev ofzo? Ik zal het haar sturen. Met een miljoen kussen, zoals altijd.

Onderdelen 9 - 12 van 12
<< 1 | 2 | 3